
Jurisprudentie
BJ5664
Datum uitspraak2009-08-04
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3717 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3717 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzet gegrond verklaard. TNT Post kan niet aantonen dat de aangetekende verzending op enig moment ter bezorging is aangeboden of uitgereikt aan de geadresseerde, dan wel dat die verzending aan de rechtbank is geretourneerd. De Raad moet het er onder deze omstandigheden voor houden dat de aangevallen uitspraak niet op 22 januari 2008 naar de gemachtigde van appellant is verzonden en dat die uitspraak dus niet op die datum op de in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde wijze is bekendgemaakt. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 24 mei 2005, LJN AU0969. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak niet op 23 januari 2008 is aangevangen. Nu een afschrift van de aangevallen uitspraak eerst op 16 mei 2008 door de gemachtigde is ontvangen, is het voorlopig hoger beroepschrift van 26 juni 2008 tijdig ingediend.
Uitspraak
08/3717 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 januari 2008, 06/4032 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: College)
Datum uitspraak: 4 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J.D. van Doleweerd, toen advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 20 januari 2009 heeft de Raad het namens appellant ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 20 januari 2009 heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, namens
appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 28 juli 2009. Voor appellant is verschenen mr. M.H.H. Meulemeesters, kantoorgenoot van mr. Plas. Het College heeft zich - met schriftelijke kennisgeving - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De uitspraak van de Raad van 20 januari 2009 berust op de overweging dat het hoger beroep niet binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken is ingediend en dat geen gronden aanwezig zijn om redelijkerwijs te oordelen dat de indiener niet in verzuim is geweest. De Raad heeft daarbij overwogen dat voldoende aannemelijk wordt geacht dat de rechtbank de aangevallen uitspraak op 22 januari 2008 aan de gemachtigde van appellant heeft verzonden, dat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 4 maart 2008 was verstreken en dat eerst op 26 juni 2008 een voorlopig beroepschrift is ingediend.
2. Naar aanleiding van hetgeen namens appellant in de verzetprocedure naar voren is gebracht, is voor de Raad op grond van de gedingstukken - in het bijzonder een uittreksel van de postregistratie van de rechtbank - voldoende komen vast te staan dat de rechtbank de in geding zijnde aangetekende verzending op 22 januari 2008 in handen van TNT Post heeft gesteld. Dit blijkt uit het door TNT geplaatste poststempel. Uit die stukken blijkt verder dat TNT Post niet kan aantonen dat die verzending op enig moment ter bezorging is aangeboden of uitgereikt aan de geadresseerde, dan wel dat die verzending aan de rechtbank is geretourneerd. De Raad moet het er onder deze omstandigheden voor houden dat de aangevallen uitspraak niet op 22 januari 2008 naar de gemachtigde van appellant is verzonden en dat die uitspraak dus niet op die datum op de in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde wijze is bekendgemaakt. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 24 mei 2005, LJN AU0969. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak niet op 23 januari 2008 is aangevangen. Nu een afschrift van de aangevallen uitspraak eerst op 16 mei 2008 door de gemachtigde is ontvangen, is het voorlopig hoger beroepschrift van 26 juni 2008 tijdig ingediend.
3. Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
4. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 20 januari 2009 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
5. De Raad ziet aanleiding het College te veroordelen in de in het kader van de verzetprocedure gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het verzet gegrond;
Veroordeelt het College in de in het kader van de verzetprocedure gemaakte proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,--.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en R.M. van Male en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2009.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
DW